Vreemde offers in Nagorno-Karabach

Op het landschap na verandert er weinig, na het oversteken van de niet-erkende grens. Nagorno-Karabach betekent ‘bergachtige zwarte tuin’ en zo mooi als hier is de natuur nergens in Armenië. De weg naar de hoofdstad is rustig, maar wat wil je, in een dunbevolkt land waaruit de helft van de bevolking verjaagd is. Een land waar auto’s met Armeense kentekens rijden, zonder eigen munteenheid en dat verdedigd wordt door jongens die nog niet oud genoeg zijn om een fatsoenlijke snor te laten staan. De sporen van de oorlog zijn pijnlijk zichtbaar in het maar ten dele herbouwde Shushi, maar tussen de puinhopen hangt kleding aan de waslijn te drogen. Een jonge inwoonster vertelt dat Shushi haar droomstad is: “Ik weet dat onder al dit puin de straatstenen liggen waar ik zo van hou.”

Tot onze grote schrik worden we plotseling onder vuur genomen door een groep jongeren. Met water, maar toch. Het is vandaag Vardavar, een feestdag met een heidens tintje ter ere van de godin Astghik. De godin van water, liefde, schoonheid en vruchtbaarheid wil iedereen kletsnat hebben en al snel sprinten we door de opengebroken straten van Shushi om buiten bereik van de flessen en emmers te blijven. Ook in Stepanakert moeten we liters water ontwijken, maar op de bazaar zijn we veilig. Oude mannen spelen backgammon en marktvrouwen bakken jingalov hats, de enige culinaire specialiteit die het land rijk is.

Waar je ook heen gaat in Nagorno-Karabach, de natuur is er prachtig. De omgeving van de ruim 2000 jaar oude plataan Tnjri is een waar reptielenparadijs, met Kaspische beekschildpadden, Europese moerasschildpadden, scheltopusiks en dobbelsteenslangen. Picknickende Armeniërs tonen meer belangstelling voor moerbeienwodka en omdat ik altijd mijn best doe een beetje te integreren drink ik een paar glaasjes mee. Tnjri doet ook dienst als heiligdom voor pelgrims. Binnenin de gespleten stam staan duizenden gele kaarsjes. Een familie met twee kinderen loopt rondjes om de enorme boom. De vader van het gezin heeft een haan in zijn handen. Na de derde ronde legt hij het dier op de grond en hakt de kop eraf. Poten en kop van de offergave worden zorgvuldig aan de takken van de plataan gebonden, waarna alle gezinsleden een smeer vers bloed op hun voorhoofd krijgen.

We verlaten Nagorno-Karabach over de 2756 meter hoge Sotkpas. Dankzij het Hayastan All Armenian Fund, dat ook hier hard werkt aan het Armenië van morgen, ligt er een nieuwe asfaltweg die ons langs het klooster van Dadivank voert. Het wordt iets spannender als we naar de warmwaterbronnen van Zuar rijden. Onze bus legt de zeventien kilometer over een beroerde hobbelweg en door onverlichte tunnels onder luid protest af. Een groep kinderen speelt in het stomende water van 40°C dat tussen de hersenvormige, groen en geel uitgeslagen stenen borrelt. Tien kilometer voor de grensovergang worden onze visa gecontroleerd, waarna we Nagorno-Karabach over de haarspeldbochten van de Sotkpas verlaten. Het is meteen afgelopen met de indrukwekkende berglandschappen.

Rakija is het antwoord
Kok Boru: rugby met een dode geit