Laat het aan Albanezen over om iets simpels als ritsen volledig uit de hand te laten lopen. Zes rijen auto’s staan in Brindisi met de neuzen naar alle windrichtingen te wachten op vertrek naar Albanië. Om de chaos compleet te maken staan auto’s voor de Valona naar Durrës en de Ionian Spirit naar Vlorë kriskras door elkaar geparkeerd. Het samenpersen tot drie rijen en uiteindelijk één rij kan niet zonder de claxon ook maar een moment los te laten. Jonge douaniers met het angstzweet op hun voorhoofd proberen met gevaar voor eigen leven de ongeduldige meute in toom te houden. Het lijkt alsof de Italianen vandaag voor het eerst een boot over de Adriatische Zee laten varen. De heksenketel resulteert in vier uur vertraging – maar wat een manier om alvast in de stemming te komen voor Albanië!
Vroeg in de ochtend beklimmen we de Llogorapas voor een stevig ontbijt hoog boven zeeniveau. Daarvoor moeten we ons in Vlorë eerst door een verstopping van Mercedessen werken en langs de weg verkochte plastic strandattributen. Er staan net als bij ons wel lijnen op het wegdek en verkeersborden ernaast, maar de wanorde is compleet. In een restaurant vlak voor de Llogorapas helpt een aardige Albanees ons met bestellen. “Lam,” mompelt de ober terwijl hij vertwijfeld op zijn horloge kijkt. “Ok, hoeveel dan? Eén portie is wel een halve kilo hoor.” Nou, vier porties graag, met grote salades erbij, brood en heerlijk koel bergwater. De raki op de pas is betaalbaar en wordt in grote hoeveelheden geserveerd. Zelden aten we zo’n goed ontbijt.
Met de stranden van Palasë ruim een kilometer onder ons aan het diepblauwe water van de Ionische Zee vervolgen we onze weg naar Vuno. Het is maar een kort ritje over de Albanese snelweg, die op veel plaatsen niet meer dan één baan breed is, waar de weg zich tussen dicht opeen gebouwde huizen wurmt. Op andere plaatsen bepalen zogende ezelinnen of overstekende kuddes geiten de maximumsnelheid. Vanaf het tot hostel omgebouwde dorpsschooltje lopen we naar het strand bij Gjipe. Een Moorse landschildpad kruipt verrassend snel over het pad. Bij zonsondergang duiken we vanaf het witte kiezelstrand in de Ionische Zee. Op het strand worden kampvuurtjes ontstoken, tegen een achtergrond van hoge bergen en de kloof van Vuno.
Het wordt al aardig donker als we vanaf Gjipe teruglopen. Na ruim een uur stevig bergop komen we bij de snelweg en ook al is ‘snel’ in dezen relatief, echt op ons gemak lopen we er niet, in het pikkedonker langs al die haarspeldbochten. Tegen beter weten in ondernemen we een halfslachtige poging tot liften, maar ja – wie neemt er in het donker drie langharige mannen in natte zwembroek mee? Nou, een oud mannetje in een nog oudere Mercedes dus. Onderweg stopt hij abrupt om in de berm twee jerrycans met water te vullen, waarna hij zijn duivelse apparaat opnieuw aanzwengelt en ons midden in Vuno afzet. Met een bejaarde vrouw lopen we terug naar het hostel. Haar dochter meent dat we er betrouwbaar genoeg uitzien om haar thuis te brengen. Het is moeilijk om niet van Albanië te houden.