Vijf vluchten. Meer staan er niet op de borden van het vliegveld in Ashgabat, waar marmer en goud domineren. Nergens ter wereld zie je zoveel marmer als in de Turkmeense hoofdstad. Een vrouw komt nieuwsgierig naar ons toe terwijl we wachten. “Zijn jullie toeristen?” vraagt Merjen. “Ik heb nog nooit toeristen gezien in mijn land!”
Turkmenistan is het meest gesloten land van Centraal-Azië. Een dictatuur die zich afwendt van de rest van de wereld. Op tv wordt alleen goed nieuws uitgezonden; sociale media worden geblokkeerd. Reclames ontbreken in het straatbeeld. In plaats daarvan sieren afbeeldingen van president Berdimuhamedow de openbare ruimte. Religieus extremisme zoals in buurlanden Afghanistan en Iran kennen ze hier niet, maar extreem is Turkmenistan zonder twijfel: roken, baarden en ongewassen auto’s zijn verboden. Noord-Korea light – al wordt die vergelijking hier niet gewaardeerd.
“Turkmenistan wordt vaak lachend afgedaan als een land van curiositeiten,” moppert onze gids Maksat. “Een land waar een bos in de woestijn wordt geplant en waar Meloenendag een nationale feestdag is.” De denigrerende uitlatingen van westerse media doen Maksat zichtbaar pijn. Het leven in een land dat voor 80% uit woestijn bestaat is zwaar. “Karakum wordt vaak vertaald als ‘Zwart zand’, maar wij noemen het liever de Ondoordringbare Woestijn,” vertelt Maksat. “Slechts één op de twintig bronnen bevat drinkbaar water. Vijandige stammen uit het noorden durfden de Karakum niet te doorkruisen. Bij aanvallen uit het zuiden probeerden de Turkmenen hun belagers mee te lokken, de woestijn in. De Karakum was voor ons een veilige toevluchtshaven. Vijanden kwamen er niet levend uit. Een druppel water is hier evenveel waard als een goudkorrel. Begrijp je wat een zoete watermeloen voor ons als woestijnvolk betekent?”
Maksat heeft gelijk. Voor een buitenstaander is het eenvoudig de draak te steken met Turkmenistan. Te grinniken over hun Ministerie van Paarden, de bushokjes met airconditioning of de armetierige boompjes die op het strand aan de Kaspische Zee zijn geplant. Maar het bos rondom het witmarmeren Ashgabat ligt er verrassend goed bij en de behoefte aan verkoeling is begrijpelijk in een stad waar temperaturen boven de 50°C geen uitzondering zijn. “In Turkmenistan is het negen maanden per jaar warm. De overige drie maanden is het hier verschrikkelijk heet,” merkt Maksat op, met humor die net zo droog is als het landschap.
Een politie-escorte voert ons naar een plek ver buiten Ashgabat waar het Nowruzfeest plaatsvindt – een feestdag waarop de komst van het voorjaar en nieuw leven gevierd worden. Elk van ons krijgt een eigen gids mee. “Zodat jullie niet verdwalen,” luidt de officiële lezing. Meisjes in prachtige traditionele jurken porren elkaar giechelend aan zodra ze ons zien; gastvrije Turkmenen nodigen ons in hun yurt uit voor vers gebakken chebureki. We zijn als zeldzame buitenlanders een eenvoudige prooi voor de aanwezige pers. Nadat we door Altyn Asyr, Ashgabat TV en Türkmenistan 1 geïnterviewd zijn, vinden onze gidsen het welletjes. Voorlopig hebben de Turkmeense televisiezenders weer genoeg goed nieuws om uit te zenden.