Die for your selfie in Hongarije

God, vaderland en gezin (Isten, haza, csálad): dat zijn volgens de ultraconservatieve regering de drie Hongaarse kernwaarden. En met die godsvrucht zit het wel snor in Esztergom. Het Rome van Hongarije mag dan minder inwoners tellen dan, pak ‘m beet, Meppel; het stadje is wel gezegend met een basiliek die 118 bij 54 meter meet en getooid is met één van de grootste koepels ter wereld. Het uit de kluiten gewassen bakbeest is niet per se mooi en zeker niet verfijnd, maar indrukwekkend is het bouwwerk zonder meer. Al helemaal na het beklimmen van de 372 roodmarmeren treden.

Van de natmuffe crypte vol griezelige steengravures van bisschoppen van weleer klimmen we naar de kopergroene koepel en kijken uit op de Donau die zich hier tegen de steile rotswanden aan de Slowaakse overzijde schuurt. De Hongaren houden van hun Donau en hoe indrukwekkend het uitzicht vanaf de basiliek van Esztergom ook is, verder naar het oosten wordt het alleen maar beter.

Vanaf Dömös klauteren we omhoog over de steile rotspaadjes van de Vadálló-kövek; een bergkam met zes rotsformaties waar jaarlijks enkele Hongaren aftuimelen, op zoek naar de mooiste panoramapunten. Hoe dichter ik de rotsen nader, hoe moeilijker ik de verleiding kan weerstaan. Verstandig of niet, ik ben in mijn nopjes met de plaatjes die het oplevert.

Gestaag klimmen we verder naar het uitzichtpunt op 639 meter hoogte. We komen alleen een handvol Hongaren tegen op onze tocht naar de Prédikalószék – de Preikestolen van Hongarije. Druk is het niet, ook al is dit een populaire route en kent het uitzicht op de bocht die de Donau hier maakt zijn gelijke niet in Hongarije. Twaalf kilometer later zijn we terug in Dömös, waar we bijkomen van de inspanningen met een bord hideg gyümölcsleves. Koude fruitsoep met slagroom – op warme dagen de vierde Hongaarse kernwaarde.

Een verloren paradijs in Noord-Cyprus