“Over een generatie praten we weer met de Georgiërs. Dat doen jullie toch ook met de Duitsers?” Liever dan op de verlaten gebouwen langs de weg te letten, vertelt gids Shamil ons over de Abchazische vlag. “Zie je de zeven strepen van onze vlag? Vier groene voor de islamitische Kaukasusrepublieken; drie witte voor de christelijke landen, waaronder Abchazië. Wij willen in vrede samenleven in de Kaukasus, ongeacht religie.” Het optimisme van Shamil is bewonderenswaardig.
Abchazië is een prachtig land – daarover lees je niet in reisadviezen of stukken van journalisten die liever het kapotgeschoten parlementsgebouw in hoofdstad Sukhum fotograferen. Terwijl vlakbij de Zwarte Zee de druiven net geplukt zijn en er verse wijn en chacha langs de weg wordt verkocht, de bomen vol rijpe kaki’s hangen en de mandarijnen nog even moeten wachten voor ze in december worden geoogst, verlenen de herfstbladeren de Bzybvallei een uitbundige kleurenpracht. De witte schittering van de bergen weerspiegelt in het water van het Ritsameer, een plek die Stalin – die toch over veel dingen moeilijk deed – goed genoeg vond om er zijn datsja te laten bouwen. De geur van Shamils overbelaste remschijven vormt de enige dissonant in dit idyllisch stukje Abchazië.
Meer nog dan van Ritsa houdt Shamil van Novy Afon. In de 19e eeuw bouwden monniken uit Athos in Griekenland hier een klooster. Het gebouw is een uitzinnige fantasie van geel en rood geverfde muren, met gouden koepels die het zonlicht oogverblindend weerkaatsen. “Alleen de allerslechtste iconenschilders mochten meewerken aan het interieur,” zegt Shamil. Dat is nog eens een daad van naastenliefde. De architecten die in de atheïstische Sovjettijd bushaltes ontwierpen waren duidelijk getalenteerder: nergens ter wereld vind je zulke mooie bushokjes als in Abchazië. Een enorme schelp, rijk versierd met kleurige mozaïeksteentjes, siert het centrum van Novy Afon.
Al snel delen we Shamils enthousiasme voor Novy Afon. Achter een oude elektriciteitscentrale ligt wat ooit als het mooiste treinstation van de Sovjet-Unie gold. Langs het spoor groeien bananenpalmen vol kleine, groene bananen. “Maar een bananenrepubliek zijn we niet. Elk jaar komen ze drie weken zonlicht tekort,” lacht Shamil. Zelfs met kapotte ruiten, beschimmelde muren en gebarsten gietijzeren ornamenten straalt station Psirtskha een nostalgische grandeur uit.
Voor je portie vergane glorie kun je natuurlijk ook gewoon in Sukhum blijven, waar de afgelopen jaren wel is geïnvesteerd in het voetbalstadion waar Abchazië het WK voetbal voor niet-erkende landen won, maar niet in de treinstations of de pier aan de boulevard. De aftandse Sovjetconstructie houdt het midden tussen een cruiseschip dat betere dagen heeft gekend en een ruimtevaartuig uit het goedkopere filmsegment. In het park vlakbij de pier verzamelt jong en oud zich ‘s avonds onder de palmbladeren om te schaken, backgammon of domino te spelen. “Weten de mensen in jullie land wel dat Abchazië bestaat?” vraagt een 95-jarige man met alpinopet me. Wie weet, over een generatie.
(Abchazië met Harrie)